Pianotechniek:
We verdelen de piano onder in een aantal grote vlakken n.l.;
1 - stemblok met stempennen
2 - mechaniek.(onderdemper)
3 - klankbord
4 - gietijzeren raam
5 - besnaring
In een piano zitten ± 220 snaren en elke snaar wordt gemiddeld tussen de 70 en 80 kg opgetrokken. Dus komt er door de hoge spanning van de snaren gemiddeld zo’n 17000 kg en bij vleugels wel tot 20000 kg. aan trekkracht op het pantserraam te staan. Of het nu een lage met koper omsponnen bassnaar is of een blanke snaar in de hoogste regionen, de trekkracht per snaar is overal enigszins gelijk. Het is dus van groot belang, dat de onderdelen in een goede conditie verkeren. In het stemblok mogen geen scheurtjes zitten en de stempennen, waaraan de snaren bevestigd zijn, mogen niet los in de gaten zitten en naar beneden hangen, wat dan de stemvastheid in gevaar brengt. Om daar achter te komen kijk je tussen de stempennen (zie foto*).
Bij de wat jongere en hedendaagse piano’s is de constructie een stuk steviger. Het gietijzeren raam is doorlopend. De stempennen steken hier door een in het gietijzer geboord gat, met daarin een houten ringetje (duvel) Hierdoor is stemblok wat daar achter zit niet meer zichtbaar. Hier kan alleen de pianostemmer met de stemhamer de vastheid van de stempennen beoordelen. Het moment (draaikracht) van de stempen ligt op ± 4-5 kg. Dat is nodig om de snaar op de goede toonhoogte te houden. De zangbodem (klankbord) is het gedeelte waar de trillingen van de snaren worden versterkt en zo het volume en de kwaliteit van het pianogeluid hoorbaar maken. Een klankbord kan door langdurige droogte gescheurd zijn. Dat is funest voor de klank. Als men pech heeft zijn de scheuren te vinden in het meestal gele hout achter het snarenbed. Het klankbord gaat dan op bepaalde toonhoogten meeresoneren en/of rammelen. Dan daalt de kwaliteit van het geluid aanzienlijk en dus ook de waarde van de piano. Men kan de eventuele scheuren herkennen aan de gleuven (donkere lijnen) die evenwijdig lopen met de nerf van het klankbordhout. De restauratie van een klankbord is zeer arbeidsintensief, dus kostbaar. Piano's en vleugels die al een langere tijd in een onverwarmde vochtige ruimte staan, een garage of schuur, gaan kwalitatief zeer snel achteruit. Alle hout en vilt wordt vochtig en zet uit, lijmnaden laten dan los, asjes en snaren gaan oxideren. De asjes gaan klemmen en toetsen blijven hangen. Kortom, het wordt binnen de kortste keren een puinhoop en de piano of vleugel heeft dan zeker na een paar maanden weinig of geen waarde meer.
Het mechaniek:
Er bestaan tegenwoordig nog twee soorten mechanieken nl. het bovendempermechaniek en het onderdempermechaniek. Bovendempermechanieken zitten in oude piano's, die meestal van voor het jaar 1900 zijn. De onderdempermechaniek is het nieuwe en sterk verbeterde systeem en wat tot op de dag van vandaag nog altijd gebouwd wordt.
Pianofabrikanten bouwen zelden hun eigen mechanieken. De meeste bestellen ze bij gespecialiseerde mechaniekfabrieken. Een paar bekende mechaniekfabrieken zijn b.v., Renner in Duitsland, Schwander en Langer in Engeland, Saito in Japan en Pianic in Polen. In het mechaniek zitten veel onderdelen die aan slijtage onderhevig zijn zoals hamerkoppen, vilt, asjes en grafietpunten.
De hamerkoppen zijn voor het grootste deel verantwoordelijk voor de klankkleur van de piano en vleugel. Om de staat van de hamerkoppen te kunnen beoordelen kijk je naar het gedeelte waar de hamerkop tegen de snaar komt. Dat gedeelte moet netjes rond zijn als bij de linkse hamerkop (zie tekening*). Het vilt mag niet te ver ingesleten zijn of onregelmatige vlakken vertonen zoals bij de rechtse hamerkop (zie tekening*).
Als dat zo is krijgt de piano een onregelmatige klank in de toonladder d.w.z. scherpe en doffe tonen door elkaar. In dat geval zullen ze geslepen of vernieuwd moeten worden. De rest van het vilt in het mechaniek is verantwoordelijk voor een regelmatige en geruisloze beweging. De asjes zitten in de scharnierpunten en mogen geen speling vertonen omdat anders het mechaniek ontregelt of bijgeluiden krijgt. De grafietpunten op de opstoter en piloten moeten bedekt zijn met een grafietlaagje. Dat is nodig om het schuifvlak, soepel en met zo min mogelijk wrijving te laten bewegen. De toetsen moeten gelijkmatig en even hoog naast elkaar liggen. Om een mechaniek goed te kunnen afregelen moet de ingedrukte stand (diepgang) van een toets 10 millimeter zijn. De toetsen mogen niet veel meer dan een papierdikte zijlingse speling hebben. Om dit simpel te controleren druk je met je vinger aan de voorkant (tegen de frontons) van de toetsen en schuif van links naar rechts, bas naar diskant, of andersom. Terwijl je dat doet mag je geen getik of geklepper horen. Als dat wel het geval is, is het bijna zeker dat het vilt of leer aan de onderkant van de toetsen versleten is. Voor een gelijkmatige aanslag is het mechaniek alleen dan goed af te regelen als ten minste alle voorgaande delen in orde zijn. Zoniet, dan kan het mechaniek onregelmatig gaan spelen, bijgeluid geven of totaal weigeren. Dan zal het tot een reparatie moeten komen.
Technisch:
Projecten: